dinsdag 15 januari 2013

Workshop vertellen

Na de middag, van onze eerste dag in Dworp, was er een keuzeactiviteit. Ik heb gekozen voor de workshop rond vertellen. Dit deed ik omdat ik enthousiaster en expressiever wil leren vertellen. Dit is belangrijk als je kinderen wil laten meegaan in een verhaal. 
Tijdens de workshop werkten we niet echt rond expressief vertellen. Toch kregen we een aantal andere nuttige tips die we in de klas kunnen gebruiken.
De manier waarop je iets vertelt is van groot belang. Zowel het verbale als het non-verbale zijn hierbij belangrijk. Vertellen draait niet alleen om taal, maar ook om lichaamstaal. Je moet ook op een rustig tempo vertellen zodat je publiek goed kan volgen.
Nog een goede tips was dat je goed moet weten wat je wil en/of moet vertellen. Je bepaalt best vooraf wat belangrijk is in je verhaal. Hoeveel tijd heb je om iets te vertellen? Moet je veel details vertellen of zijn deze overbodig? Deze vragen kunnen je op weg helpen om een goed en duidelijk verhaal te vertellen.

Hieronder vind je een korte opsomming van de opdrachtjes die we tijdens de workshop deden.
Ze zijn ook allemaal bruikbaar in de lagere school. Sommige opdrachten zijn geschikt voor alle graden (bv. opdracht 1). Andere opdrachten zijn voor de hogere graden (bv opdracht 3).   

1. Opwarmingsoefeningen voor een ontspannen houding, om de spraakorganen los te maken en om
    je publiek aan te durven kijken als je iets vertelt. Al deze oefeningen deden we in een grote kring.
    Je kan dit ook gewoon in de klas of in de turnzaal doen.

2. Per twee een lievelingsgerecht zodanig beschrijven dat de andere het water ervan in zijn mond
    krijgt. Dit kan je o.a. door te beschrijven hoe het gerecht eruit ziet, maar ook hoe het ruikt.
    Je kan ook het omgekeerde doen. Je kan een gerecht beschrijven dat je heel vies vindt. Je vertelt
    hierover zodanig dat de andere dit nooit (meer) wil eten.
 
3. Per vier éénzelfde verhaal vertellen. De eerste krijgt zeven minuten. De tweede krijgt vijf minuten. 
    De derde krijgt drie minuten. En de laatste moet het verhaal vertellen in vijf tot zeven zinnen. 
    Wanneer je zeven minuten moeten vertellen, blijkt dit best wel lang te zijn. Je vertelt trager en je 
    gebruikt veel details om de gebeurtenissen te beschrijven. Op deze manier kan je het verhaal 
    'rekken'. Het omgekeerde doe je als je weinig tijd hebt om iet te vertellen. Je laat details weg en je 
    vertelt alleen de hoofdzaken van een verhaal. Dit noemt men de 'bones'
 
4. Voor de volgende opdracht schreven we een aantal woorden op. Afhankelijk van het aantal 
    personen en de tijd die je hebt, kan het aantal woorden variëren. Vervolgens leggen we alle 
    papiertjes omgekeerd in het midden van de kring. Je mag niet zien wat erop staat geschreven. Om 
    de beurt neem je een papiertje. De eerste die dit doet begint een verhaal te vertellen. Als deze 
    persoon zijn woord uitspreekt, is het de beurt aan de volgende. Deze trekt ook een kaartje en zet 
    het verhaal verder. Zo ga je de hele kring rond. De laatste in de kring moet ervoor zorgen dat het 
    verhaal wordt afgerond.

5.We spelen 'De drie wijzen'. De groep wordt in twee kleinere groepen verdeelt. Iedereen vertelt in
   zijn/haar groep één gênant moment. In de klas kan je ook met andere verhalen van de kinderen
   werken. Uit al deze momenten kies je er één uit. Vervolgens passen alle leden van het groepje dit
   verhaal een beetje aan. Het moest lijken alsof je dit zelf had meegemaakt. Als iedereen hiermee
   klaar is, vertellen de groepjes hun gênante momenten aan elkaar. Nadat iedereen zijn verhaal had
   gedaan, wordt er bepaald wie de waarheid vertelt. De leden van de andere groep gingen achter de
   persoon staan van wie ze dachten dat hij/zij de waarheid vertelde. Het bleek dat dit niet altijd even
   gemakkelijk was.

Deze workshop legde andere accenten dan ik had verwacht, maar dit vond ik niet erg. Het was een zeer leuke en leerrijke workshop waaruit ik veel zal onthouden.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten